-
1 accident
n. ongeval, incident, ongeluk[ æksid(ə)nt]♦voorbeelden:1 by accident • bij toeval, toevalligby accident of birth • door geboortewithout accident • zonder ongelukken -
2 circumstantial
adj. toevallig, bij toeval; toevallige omstandigheid[ - stænsjl]2 bijkomstig ⇒ bijkomend, niet essentieel3 uitvoerig ⇒ omstandig, breedvoerig♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский